不规则动词简单记忆汇总表

文章作者 100test 发表时间 2007:03:14 20:33:15
来源 100Test.Com百考试题网

Infinitive	Stem	Past tense		Perfect tense	Meaning
		single	plural
begrijpen	begrijp	begreep	begrepen	begrepen	to understand
bijten	bijt	beet	beten	gebeten	to bite
blijven	blijf	bleef	bleven	is gebleven	to stay
glijden	glijd	gleed	gleeden	(is) geleden	to slide
kijken	kijk	keek	keken	gekeken	to look
krijgen	krijg	kreeg	kregen	gekregen	to get
lijden	lijd	leed	leden	geleden	to suffer
lijken	lijk	leek	leken	geleken	to look like
rijden	rijd	reed	reden	(is) gereden	to ride, drive
rijzen	rijs	rees	rezen	is gerezen	to rise
schijnen	shijn	scheen	schenen	geschenen	to appear,shine
schrijven	schrijf	schreef	schreven	geschreven	to write
snijden	snijd	sneed	sneden	gesneden	to cut
stijgen	stijg	steeg	stegen	is gestegen	to rise
verdwijnen	verdwijn	verdween	verdwenen	is verdwenen	to disappear
vermijden	vermijd	vermeed	vermeden	vermeden	to avoid
wijzen	wijs	wees	wezen	gewezen	to point out
zwijgen	zwijg	zweeg	zwegen	gezwegen	to be silent
bieden	bied	bood	boden	geboden	to offer
gieten	giet	goot	goten	gegoten	to pour, cast
kiezen	kies	koos	kozen	gekozen	to choose
liegen	lieg	loog	logen	gelogen	to lie
schieten	schiet	schoot	schoten	geschoten	to shoot
verliezen	verlies	verloor	verloren	verloren	to lose
vliegen	vlieg	vloog	vlogen	(is) gevlogen	to fly
vriezen	vries	vroor	vroren	gevroren	to freeze
verbieden	verbied	verbood	verboden	verboden	to forbid
besluiten	besluit	besloot	besloten	besloten	to decide
buigen	buig	boog	bogen	gebogen	to bend
druipen	druip	droop	0dropen	ge0dropen	to drip
fluiten	fluit	floot	floten	gefloten	to whistle
kruipen	kruip	kroop	kropen	(is) gekropen	to crawl
ruiken	ruik	rook	roken	geroken	to smell
schuiven	schuif	schoof	schoven	geschoven	to push
sluiten	sluit	sloot	sloten	gesloten	to close
beginnen	begin	begon	begonnen	is begonnen	to begin
binden	bind	bond	bonden	gebonden	to tie
drinken	drink	dronk	dronken	gedronken	to drink
klimmen	klim	klom	klommen	(is) geklommen	to climb
klinken	klink	klonk	klonken	geklonken	to sound
krimpen	krimp	kromp	krompen	is gekrompen	to shrink
schrikken	schrik	schrok	schrokken	is geschrokken	to be frightened
springen	spring	sprong	sprongen	(is)gesprongen	to jump
vinden	vind	vond	vonden	gevonden	to find
winnen	win	won	wonnen	gewonnen	to win
zingen	zing	zong	zongen	gezongen	to sing
zinken	zink	zonk	zonken	is gezonken	to sink
gelden	geld	gold	golden	gegolden	to be valid
schenken	schenk	schonk	schonken	geschonken	to give, pour
treffen	tref	trof	troffen	getroffen	to hit, strike
trekken	trek	trok	trokken	getrokken	to pull
vechten	vecht	vocht	vochten	gevochten	to fight
zenden	zend	zond	zonden	gezonden	to send
zwemmen	zwem	zwom	zwommen	(is)gezwommen	to swim
breken	breek	brak	braken	gebroken	to break
nemen	neem	nam	namen	genomen	to take
spreken	spreek	sprak	spraken	gesproken	to speak
steken	steek	stak	staken	gestoken	to stab, sting
stelen	steel	stal	stalen	gestolen	to steal
eten	eet	at	aten	gegeten	to eat
geven	geef	gaf	gaven	gegeven	to give
meten	meet	mat	maten	gemeten	to measure
lezen	lees	las	lazen	gelezen	to read
treden	treed	trad	traden	is getreden	to step
vergeten	vergeet	vergat	vergaten	vergeten	to forget
bidden	bid	bad	baden	gebeden	to pray
liggen	lig	lag	lagen	gelegen	to lie
zitten	zit	zat	zaten	gezeten	to sit
dragen	draag	droeg	droegen	gedragen	to wear
graven	graaf	groef	groeven	gegraven	to dig
slaan	sla	sloeg	sloegen	geslagen	to strike
varen	vaar	voer	voeren	(is)gevaren	to sail
blazen	blaas	blies	bliezen	geblazen	to blow
houden	houd	hield	hielden	gehouden	to hold,like
laten	laat	liet	lieten	gelaten	to let
lopen	loop	liep	liepen	(is)gelopen	to walk, run
roepen	roep	riep	riepen	geroepen	to call
slapen	slaap	sliep	sliepen	geslapen	to sleep
vallen	val	viel	vielen	is gevallen	to fall
bederven	bederf	bedierf	bedierven	is bedorven	to spoil, go bad
helpen	help	hielp	hielpen	geholpen	to help
scheppen	schep	schiep	schiepen	geschapen	to create
sterven	sterf	stierf	stiefven	is gestorven	to die
werpen	werp	wierp	wierpen	geworpen	to throw
gaan	ga	ging	gingen	is gegaan	to go
hangen	hang	hing	hingen	gehangen	to hang
vangen	vang	ving	vingen	gevangen	to catch
bewegen	beweeg	bewoog	bewogen	bewogen	to move
scheren	scheer	schoor	schoren	geschoren	to shave
wegen	weeg	woog	wogen	gewogen	to weigh
worden	word	werd	werden	is geworden	to become
doen	doe	deed	deden	gedaan	to do
staan	sta	stond	stonden	gestaan	to stand
zien	zie	zag	zagen	gezien	to see
weten	weet	wist	wisten	geweten	to know
slaan	sla	sloeg	sloegen	geslagen	to hit
bakken	bak	bakte	bakten	gebakken	to bake
braden	braad	braadde	braadden	gebraden	to roast
brengen	breng	bracht	brachten	gebracht	to bring
denken	denk	dacht	dachten	gedacht	to thing
hebben	heb	had	hadden	gehad	to have
heten	heet	heette	heetten	geheten	to be called
jagen	jaag	joeg(jaagde)	joegen(jaagden)	gejaagd	to chase
komen	kom	kwam	kwamen	gekomen	to come
kopen	koop	kocht	kochten	gekocht	to buy
kunnen	kan	kon	konden	gekund	to be able
lachen	lach	lachte	lachten	gelachen	to laugh
moeten	moet	moest	moesten	gemoeten	to have to
mogen	mag	mocht	mochten	gemogen	may
scheiden	scheid	scheidde	scheidden	gescheiden	to seperate
vouwen	vouw	vouwde	vouwden	gevouwen	to fold
vragen	vraag	vroeg	vroegen	gevraagd	to ask
waaien	waai	woei(waaide)	woeien(waaiden)	gewaaid	to blow
wassen	was	waste	wasten	gewassen	to wash
willen	wil	wilde(wou)	wilden	gewild	to want to
zeggen	zeg	zei	zeiden	gezegd	to say
zijn	ben	was	waren	is geweest	to be
zoeken	zoek	zocht	zochten	gezocht	to look for
zullen	zal	zou	zouden	gezocht	will